top of page

Hoe ons leven er in 2050 kan uitzien

De Standaard - 9/2/19

2050: We zijn 70 jaar. Wanneer we wakker worden, zijn onze energielage woningen al heerlijk opgewarmd. Op het dak staan zonnepanelen en de warmte van de centrale verwarming is opgewekt met een warmtepomp. Een van ons woont in een sociaal cohousingproject, een groot pand met vier gezinnen. We hebben de installaties niet zelf betaald. De netbeheerder heeft de warmtepomp voorgefinancierd. Het is een interessante investering voor de beheerder, want het bedrag wordt maandelijks toegevoegd aan de verlaagde energiefactuur. Een nuloperatie. Zo konden we er met een beperkt budget in meestappen. Gedeelde elektrische voertuigen staan in voor netdiensten en opslag.

De energiemix in België is volledig gewijzigd: alle geschikte daken hebben dakbedekking met zonnecellen. Er staan ook dertien windmolens in onze gemeente die worden beheerd door lokale energiecoöperaties en die onderhouden worden door speciaal daarvoor opgeleide vakmensen. De variabele hernieuwbare energieproductie gaat naar een slim net dat ze, waar nodig, omzet in warmte voor de industrie, energie voor transport of tijdelijke opslag, bijvoorbeeld in waterstof en methanol. De restwarmte van die systemen is via warmtenetten naar bepaalde stadsdelen geleid. De overige energienoden worden ingevuld met offshore windenergie, geothermische energie of met waterstof dat naar de haven wordt getransporteerd. Een deel van de fossiele industrie legt zich nu toe op waterstof. Een ander deel kwam te laat en ging helaas ten onder.

We hebben verschillende transport­opties om naar ons werk in Brussel te gaan. De voorkeur gaat naar de (elektrische) fiets. Fietssnelwegen verbinden onze gemeente met de stad en een slim systeem van verkeerslichten en tunnels verzekert een vlotte doorgang. Het openbaar vervoer is door een strategisch investeringsplan ook goed afgestemd en gemoderniseerd. De cijfers van de algemene volksgezondheid en het mentaal welzijn zijn gestegen. Bedrijven en organisaties bevinden zich niet meer langs drukke snelwegen, maar bij bereikbare kruispunten. We kunnen om 7.55 uur een zelfrijdende deelwagen reserveren met een app die ons om 8 uur oppikt aan de straathoek. Daardoor rijden er nu drie keer minder wagens rond. Files zijn verleden tijd. Garages zijn in werkruimtes veranderd.

We gaan naar buiten. De ruimte rondom ons is helemaal anders in­gedeeld dan toen we dertig waren. Er was moed voor nodig, maar er kwam een einde aan de verkavelingswoede en de oprukkende lintbebouwing. We wonen niet meer langs drukke steenwegen en versnipperde woongebieden, maar vlakbij een levendige dorpskern met vooral veel fietsers en voetgangers. Ook in de naburige steden, gemeenten en dorpen wonen mensen opnieuw dichter bij elkaar als een gemeenschap met goed boerende handelszaken en aangename publieke ruimtes. Nutsvoorzieningen zijn daardoor goedkoper geworden. In de steden moesten we door ruimte­gebrek meer in hoogbouw gaan wonen, maar dat wordt gecompenseerd door ruime stadsparken. Deze aanpak verzekerde woonkwaliteit voor iedereen, ongeacht het budget.

Het is middag, tijd om te lunchen. Dieren worden met meer aandacht voor welzijn gekweekt en de productie is sterk gedaald. Vleesboeren hebben hun productie gediversifieerd naar fruit en groenten. Vlees is duurder, het inkomen van boeren hoger. Onze kinderen eten alleen kweekvlees. Ze kijken dan ook vaak boos als een van ons soms nog eens kip eet. Maar ach, het is minder duur dan rundvlees en het heeft een lagere impact. Meestal kiezen we voor plantaardig, lokaal geproduceerd, goedkoop en lekker. Al dat eten is te koop in lokale supermarkten van coöperaties. Die garanderen eerlijke sociale voorwaarden voor de winkelbedienden en een correct inkomen voor de Belgische boeren. Soms helpen we zelf ook mee in de lokale coöperatieve. Goed voor ons sociaal contact, zeggen de kinderen.

Zelf werken we in de energie- of dienstensector, aangezien de economie zich daar verder heeft uitgebouwd. Maar ook andere takken van de economie zijn sterk veranderd. De kledingindustrie is opnieuw made in Europe, wat extra jobs heeft ge­creëerd. De chemiesector in ons land heeft zich ook aangepast en verpakkingsmaterialen ontwikkeld die volledig herbruikbaar, recycleerbaar of biologisch afbreekbaar zijn. Onnodige verpakkingen zijn al lang verleden tijd. Als we elkaar na het werk tegenkomen in de huis- tuin- en keuken­winkel, vinden we alleen producten met een garantie van tien jaar, in plaats van twee jaar. Ze zijn minstens dubbel zo duur als vroeger, maar omdat ze veel langer meegaan, zijn de gebruikskosten veel lager. Het kan soms nog eenvoudiger: sommige werktuigen huren we of delen we met elkaar. Als er iets kapot gaat, wordt het hersteld of kunnen we bij een lokale handelaar een vervangonderdeel bestellen.

's Avonds plannen we samen een reis naar Spanje. Als het zover is, zal de regionale trein ons naar Brussel brengen. In het zuidstation zullen we in een hypermoderne nachttrein met slaapwagon springen. Die is ook voor ons, 70-jarigen, comfortabel genoeg. Na een hogesnelheidsrit zal de trein ons ’s morgens afzetten op het perron in Málaga. Dankzij een efficiëntieverhoging en internationale samenwerking binnen de Europese Unie is dit internationale treinnetwerk betaalbaar gebleven. Vliegtuigen vliegen nu voor korte afstanden op brandstoffen uit hernieuwbare elektriciteit (electro­fuels), maar dat kost een smak geld. Om de zoveel jaar kiezen we voor een lange vlucht. Korte uitstapjes doen we dichter bij huis, net zoals onze grootouders vroeger.

bottom of page